Homepagina

Interview met onderzoeksarts Jart

“Zou ik mijn eigen dochter hieraan laten meedoen?” – Onderzoeksarts Jart over zijn werk bij ICON

Jart wist op de middelbare school nog niet precies wat hij wilde worden. “Ik had een brede interesse en leren ging mij makkelijk af. Biologie vond ik altijd al interessant, het menselijk lichaam, maar ook alles daarbuiten.” Uiteindelijk koos hij voor geneeskunde, en na zijn opleiding begon hij als dermatoloog in opleiding in het ziekenhuis. Toch miste hij daar iets.

“Elke vijf minuten een andere patiënt, dat vond ik te oppervlakkig,” vertelt hij. “Ik zocht meer verdieping en wilde echt begrijpen waarom iets zo is.” Zo ontdekte hij de wereld van geneesmiddelenonderzoek. “Via een recruiter kwam ik bij ICON terecht. In het begin wist ik niet goed wat ik kon verwachten, maar ik vond het onderzoek direct geweldig. Inmiddels werk ik hier al vijf jaar en voel dat ik goed op mijn plek zit.”

Geen dag hetzelfde

“Het leuke aan dit werk is dat geen dag hetzelfde is,” zegt Jart. “De ene dag werk ik aan het ontwerp van een nieuw onderzoek samen met de opdrachtgever, de andere dag ben ik in het onderzoekscentrum bij deelnemers. En soms ben ik juist bezig met het afronden van een project en het controleren van alle data.”

Hij geniet van die afwisseling tussen wetenschap en zorg. “Ik ben arts én onderzoeker. De ene dag ben ik vooral met mensen bezig, de andere dag met data en protocollen. Die combinatie maakt het voor mij perfect.”

“We staan aan het begin van nieuwe kennis”

Bij ICON wordt de eerste fase van geneesmiddelenonderzoek uitgevoerd, het moment waarop een nieuw middel voor het eerst aan mensen wordt gegeven. “Dat vind ik het mooiste deel,” zegt Jart. “Je staat letterlijk aan het begin van nieuwe kennis. Wat weten we al? Wat nog niet? We leren elke dag bij. En het idee dat iets waar jij aan meewerkt over een paar jaar hopelijk patiënten kan helpen, dat is enorm bijzonder.”

Veiligheid voorop

Veel mensen vragen Jart of deelname aan geneesmiddelenonderzoek wel veilig is. Zijn antwoord is helder: “Ja, absoluut. We werken heel voorzichtig en volgens strikte regels. Alles wordt gecontroleerd, van dosering tot bijwerkingen. En mocht er iets gebeuren, dan kunnen we meteen ingrijpen.”

Voordat iemand mag deelnemen, wordt diegene altijd medisch gekeurd. “We willen precies weten hoe het met je gezondheid is, zodat we goed kunnen inschatten of deelname veilig is. Na afloop doen we een nakeuring om te checken of alles weer is zoals voordat je bent begonnen.”

Ook over mogelijke lange termijn effecten is Jart duidelijk: “De middelen die wij testen zijn vooraf uitgebreid onderzocht in het laboratorium en op dieren. Daardoor weten we al veel over de werking en veiligheid. Bovendien starten we met het geven van een lage dosering en wordt het middel maar kort toegediend. Het verlaat het lichaam volledig, dus je hoeft je geen zorgen te maken over blijvende effecten.”

Hij glimlacht: “Ik zeg weleens: in een auto stappen is waarschijnlijk gevaarlijker dan meedoen aan geneesmiddelenonderzoek.”

Waarom mensen meedoen

Volgens Jart doen de meeste mensen mee vanwege de vergoeding en dat is prima. “Je krijgt betaald voor de tijd die je investeert. De vergoeding hangt af van de duur en intensiteit van het onderzoek, maar het is niet bedoeld als inkomen. Je mag ook maar vier keer per jaar meedoen, zodat je er niet van kan leven. En zo kunnen we waarborgen dat een eerder onderzoek geen effect meer heeft op het lichaam.”

Toch ziet hij dat er vaak meer achter zit. “Veel deelnemers vinden het ook mooi om bij te dragen aan medische vooruitgang. Iedereen kent wel iemand die ziek is. Je helpt dus niet alleen jezelf, maar ook anderen.”

“Het moet écht je eigen keuze zijn”

Wat Jart misschien nog wel het belangrijkst vindt, is dat deelname altijd vrijwillig is. “Ik ga geen promopraatje houden,” zegt hij. “Iedereen krijgt duidelijke informatie en kan alle vragen stellen die hij of zij wil. Maar het moet echt je eigen keuze zijn.”

En zijn persoonlijke maatstaf? “Ik vraag mezelf vaak af: zou ik het oke vinden als mijn eigen dochter hieraan mee zou doen? Als ik daar ja op kan zeggen, weet ik dat het goed zit. Dus neem ik beslissingen altijd met deze vraag in mijn achterhoofd.”